Broze breekbaarheid doet oude handen beven
Trilvingers maken een storm van koffie op haar broek
Het gebit ligt roerloos in een hoek
Ineens helder zegt ze: Waarom blijf je niet nog even?
Weet je, eigenlijk wil ik niet meer leven
Wat ben ik verworden, tot een slappe oude doek
Nee oma, zeg ik, u bent de apotheose, van een schitterend mooi boek.
En ik ben hier, alleen de tijd, waar is die gebleven
De tijd, kijk daar staat hij, getekend op haar huid
Als een vergeelde landkaart wijst hij de route
En markeert: we gaan niet links maar recht vooruit
Ze lijkt op door de zon verschrompeld fruit
Vertrouwd tikken van onrustige voeten
Maar weet, de tijd, daar komt niemand onderuit