‘Dood aan knokkelkoorts ga je, denk ik, niet’

Zit je net in een afgelegen jungledorp in de Boliviaanse Amazone, krijg je knokkelkoorts. Het overkwam Marlous van Merkenstein.

Na anderhalf jaar backpacken in Latijn-Amerika was ik niet snel onder
de indruk, dus over een week verhoging en diarree sloeg ik geen alarm. Uiteindelijk was het de bazin van het bureautje in Rurrenabaque waar ik jungletours verkocht, die me kleingeld gaf voor een motortaxi naar de kliniek.

In het ziekenhuis werd ik opgenomen vanwege een buikinfectie. Ik moest mijn eigen naalden, infuus en medicijnen kopen aan de overkant van de straat. Daar lag ik twee dagen zonder eten, dat brengt familie daar normaal gesproken, aan een infuus waar de mieren overheen liepen. De schoonmaakster gaf ik geld om water te kopen. Na vier lege infuuszakken, stond ik op straat.

Het vocht had een verkwikkend effect, maar dat bleek van korte duur. Ik kreeg koorts en heftige rug- en buikpijn. Elk deeltje in mijn lijf deed zeer, mijn tandvlees bloedde en ik was te slap om overeind te komen. Eten hield ik niet binnen en ik sliep elf uur op een dag. Pas toen ik bloed in mijn ontlasting ontdekte, besefte ik dat ik iets moest doen.

Geld op
Alleen had ik één probleem; ik had geen cent meer op zak. Via Skype vroeg ik mijn familie geld te sturen via WesternUnion. ,,Joh, je kunt toch pinnen?”, opperde mijn vader. Huilend van ellende legde ik hem uit dat ik in een dorp zat zonder pinautomaten en dat ik net mijn laatste contanten had afgetikt in een lokale pauperkliniek. Mijn bezorgde papa stuurde het geld direct, maar voor ik het binnenhad was ik twee dagen verder.

Na uren wachten in de hete bedompte wachtkamer van de enige privéarts in het dorp, was ik aan de beurt. Dokter Drew wist het gelijk: ik had knokkelkoorts, een virus opgelopen door een muggenbeet. Na het inleveren van een plas, bleek ik ook nog een behoorlijke salmonellavergiftiging te hebben. Daar kreeg ik anti­biotica voor, maar de knokkelkoorts moest ik uitzieken.

In extreme gevallen, te herkennen aan de bloedingen die ik zelf ook had, kan het leiden tot de dood. ,,Kan ik doodgaan?”, vroeg ik hem. ,,Ik denk het niet”, zei Drew. Toch stelden zijn woorden me niet helemaal gerust. De dagen na het doktersbezoek vervlogen in een waas.

Piekeren
Mijn redding was het hotel om de hoek, waar ik bevriend was met het personeel. Ik sleepte mezelf dagelijks naar de hangmat in de hoteltuin, waar receptionist José – die heimelijk verliefd op me was – me verzorgde. Hij stopte kussens in mijn hangmat, zette glaasjes cola neer en hij voerde me zelfs kippensoep. Thuis rammelde de huisbaas af en toe aan mijn kamerdeur om te checken of ik nog in leven was. Die vraag stelde ik mezelf ook in die dagen, want ik was zo ziek dat de dood niet ver weg leek.

Nu ik eraan terugdenk, sta ik versteld van mijn eigen kalmte.  ‘Hoe krijgen ze mijn lichaam toonbaar in Nederland? Een koelkast is hier al een hele luxe’, piekerde ik half bewusteloos in mijn bed.  ‘Of zouden ze hier gewoon een gat voor me graven?’ Op het eind kon je mijn ribben tellen, maar ik knapte wel weer helemaal op. Een jaar later landde ik gezond op Brussels Airport. Alleen José kwam er bekaaid vanaf, zijn gebroken hart kon ik niet lijmen.

Marlous van Merkenstein in een Amazonedorpje even buiten Rurrenabaque, Bolivia in 2008.

Gepubliceerd in AD/GH op 21 juli 2016 in de rubriek ‘Horrorvakantie’.

Over Merkproducten

Freelance journalist
Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie